aangeleerd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aangeleerd (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋɣəˌlatə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·ge·leerd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van aanleren: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van aan bw en geleerd ww
Werkwoord
vervoeging van: | aanleren… |
verbogen vorm: | aangeleerde |
aangeleerd
- voltooid deelwoord van aanleren
- ▸ Met een aangeboren of aangeleerde elegantie, dat was haar toen nog niet duidelijk, kweten ze zich van hun taak.[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aangeleerd | aangeleerder | aangeleerdst |
verbogen | aangeleerde | aangeleerdere | aangeleerdste |
partitief | aangeleerds | aangeleerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aangeleerd
- van iets dat het niet aangeboren is maar dat men het heeft geleerd
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'aangeleerd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.