Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ti·ta·nic
  enkelvoud
nominatief   Titanic  
genitief    

Eigennaam

Titanic m

  1. (mannelijke naam), (scheepvaart) kort voor RMS Titanic  , het destijds grootste schip ter wereld dat verging tijdens zijn eerste reis in de nacht van 14 op 15 april 1912


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
Titanic Titanics

Eigennaam

Titanic

  1. (scheepvaart) Titanic
stellend vergrotend overtreffend
Titanic more Titanic most Titanic

Bijvoeglijk naamwoord

Titanic

  1. (demoniem), (mythologie) betrekking hebbend op de Titanen
  2. (figuurlijk) reusachtig, titanisch
Schrijfwijzen
Synoniemen