Sakser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Sak·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Sakser | Saksers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Sakser m
- (demoniem) een inwoner van Saksen, of iemand afkomstig uit Saksen
Synoniemen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Saksen in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Saks, Sakser • inwoonster: Saksische • bijvoeglijk: Saksisch |
Gangbaarheid
- Het woord 'Sakser' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.