Belauer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Be·lau·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Belauer | Belauers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Belauer m
- (demoniem) een inwoner van Palau (ook Belau)
Synoniemen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Belau in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Belauer, Palauer • inwoonster: Belause, Palause • bijvoeglijk: Belaus, Palaus |
Gangbaarheid
- Het woord Belauer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.