Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • 1-ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

1-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 1-jarig
    • Na een 1-jarige arbeidsovereenkomst kreeg zij een vaste baan. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord 1-jarige 1-jarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de 1-jarigev / m

  1. persoon die 1 jaar oud is of iets dat 1 jaar bestaat
    • De 1-jarige zat in de buggy en keek nieuwsgiering om zich heen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid