zwemseizoen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwemseizoen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzwɛmsɛiˌzun / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- zwem·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemseizoen | zwemseizoenen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het zwemseizoen o
- periode van het jaar dat men kan zwemmen
- ▸ Heel warm is het komend weekend nog niet cq niet meer, maar als zondag daags na Koningsdag zwemseizoen begint bij openluchtbad 't Vinkennest, gaat veel aandacht daar naar het diepe bad. C.q. de diepe bak, want uitgerekend het serieuze bassin van het baantjes trekken staat noodgedwongen nog droog.[2]
- periode waarin bepaalde zwemcompetities worden gehouden
- ▸ Daarnaast, denkt Cats, dat de belangstelling gering zal zijn voor een World Cup kortebaan in een olympisch zwemseizoen. "Dit alles heeft ons doen besluiten om het niet te doen."[3]
Gangbaarheid
- Het woord zwemseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Diepe bad is even nog diepe bak bij zwembad 't Vinkennest” (25 apr. 2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Geen wereldbeker zwemmen in Eindhoven” (22-03-2019), Tubantia