Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuur·stof·bom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zuurstofbom zuurstofbommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zuurstofbomv / m

  1. apparaat waarmee men men de verbrandingswaarde van materialen kan bepalen
  2. (figuurlijk) iemand met een enorme longinhoud
     Daar zat een toch bepaald niet atletisch gebouwde vent op die fiets van d'r met, naar wonderwel bleek, een longinhoud van een zeecontainer. Tientallen grote kerels had ze nat van het zweet en halfdood van haar apparaat zien vallen, en deze zuurstofbom kon je virtueel gesproken door de hele Himalaya jagen, en dan nog zou ie geen krimp geven. Dokter! Dokter!![1]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Wim de Jong
    “Fietsclub” (21 september 2002), de Volkskrant