zuchtte
- zucht·te
vervoeging van |
---|
zuchten |
zuchtte
- enkelvoud verleden tijd van zuchten
- Ik zuchtte.
- Jij zuchtte.
- Hij, zij, het zuchtte.
- Ik zuchtte.
- Het woord zuchtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
zuchten |
zuchtte