zonnestelsel
- zon·ne·stel·sel
- samenstelling van zon en stelsel met het invoegsel -e- en medeklinkerverdubbeling (regel 2.B).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonnestelsel | zonnestelsels |
verkleinwoord | zonnestelseltje | zonnestelseltjes |
het zonnestelsel o
- (astronomie) het stelsel dat bestaat uit onze zon en alle planeten die eromheen draaien; bij uitbreiding ook dergelijke stelsels om andere sterren
- De planeet Jupiter is de grootste planeet van het zonnestelsel.
- aarde, Ceres, dwergplaneet, Jupiter, maan, Mars, Mercurius, meteor, Neptunus, planeet, planetoïde, Pluto, Saturnus, Venus, zon
Het zonnestelsel in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Zon
• Mercurius
• Venus
• Aarde
• Mars
• Jupiter
• Saturnus
• Uranus
• Neptunus |
1.
- Het woord zonnestelsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zonnestelsel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be