Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·warm·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerwarmte
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zomerwarmtev

  1. (meteorologie) hitte die normaal is voor de zomermaanden
     Ook al begint de zomer officieel zondag, van een zomers weerbeeld met volop zon en zomerwarmte is nog niet echt sprake.[2]
     De echte zomerwarmte is helaas maar van korte duur. Vrijdag wordt het regionaal nog zomers warm met lokaal 26 graden, maar in het weekend doet de temperatuur alweer een stap terug naar 19 en 22 graden.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Koel begin van de zomer” (8-06-2015,), Tubantia
  3.   Weblink bron “Van regenrecord naar tropische temperaturen in Twente” (20-06-2016), Tubantia