• zo·den·bank
enkelvoud meervoud
naamwoord zodenbank zodenbanken
verkleinwoord zodenbankje zodenbankjes

de zodenbankv / m

  1. een van wilgentenen en of hout geconstrueerde zitplaats met zoden of kruiden in de openlucht
    • De geliefden vlijden zich neer op de zodenbank onder de eikenboom.