zodenbank
- zo·den·bank
- samenstelling van zode en bank met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zodenbank | zodenbanken |
verkleinwoord | zodenbankje | zodenbankjes |
- een van wilgentenen en of hout geconstrueerde zitplaats met zoden of kruiden in de openlucht
- De geliefden vlijden zich neer op de zodenbank onder de eikenboom.
- Het woord zodenbank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.