ziekenhuisvoeding

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·voe·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuisvoeding ziekenhuisvoedingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ziekenhuisvoedingv

  1. voedsel dat een patiënt tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis te eten krijgt aangeboden
     „Inspectie moet ziekenhuisvoeding controleren”: De Inspectie voor de Gezondheidszorg moet er voortaan op toezien dat patiënten in ziekenhuizen voldoende goede voeding binnenkrijgen.[1]
     Eerder kocht Nestlé ook al de afdeling ziekenhuisvoeding van Novartis, terwijl het een afdeling die Isostar-sportdrankjes maakt, verkocht aan een investeringsmaatschappij van ABN Amro. Novartis is momenteel het op drie na grootste geneesmiddelenbedrijf ter wereld.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “„Inspectie moet ziekenhuisvoeding controleren”” (04-11-2005), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Nestlé koopt babyvoeding Gerber” (13/04/2007), De Standaard