ziekenhuispsychiater

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·psy·chi·a·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuispsychiater ziekenhuispsychiaters
verkleinwoord ziekenhuispsychiatertje ziekenhuispsychiatertjes

Zelfstandig naamwoord

de ziekenhuispsychiaterm

  1. een psychiater werkzaam in een ziekenhuis.
    • De ziekenhuispsychiater heeft kantoor op de vierde verdieping. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid