ziekenhuisbudget
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zie·ken·huis·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziekenhuis en budget
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekenhuisbudget | ziekenhuisbudgetten ziekenhuisbudgets |
verkleinwoord | ziekenhuisbudgetje | ziekenhuisbudgetjes |
Zelfstandig naamwoord
het ziekenhuisbudget o
- het budget dat een ziekenhuis ter beschikking heeft gekregen.
- Het ziekenhuisbudget was te krap om alle operaties uit te voeren.
Gangbaarheid
- Het woord ziekenhuisbudget staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.