Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zicht·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zichtbaarheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zichtbaarheidv

  1. het zichtbaar zijn
    • De zichtbaarheid van de obstakels verminderde sterk toen er mist kwam opzetten. 
  2. het voor het grote publiek opvallend zijn
    • Na alle publiciteit over WikiLeaks had deze webstek wereldwijd een veel grotere zichtbaarheid gekregen. 

Meer informatie

Gangbaarheid