zetten recht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zet·ten recht
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rechtzetten |
zetten (…) recht
- meervoud tegenwoordige tijd van rechtzetten
vervoeging van |
---|
rechtzetten |
zetten (…) recht
- meervoud verleden tijd van rechtzetten
- Wij zetten recht.
- Jullie zetten recht.
- Zij zetten recht.
- Wij zetten recht.