Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·te uit·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uiteenzetten

zette uiteen

  1. enkelvoud verleden tijd van uiteenzetten
    • Ik zette uiteen. 
    • Jij zette uiteen. 
    • Hij, zij, het zette uiteen. 
  2. aanvoegende wijs van uiteenzetten


Gangbaarheid