zesenzestigjarige

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·en·zes·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

zesenzestigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zesenzestigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een zesenzestigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord zesenzestigjarige zesenzestigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zesenzestigjarigev / m

  1. levend wezen dat 66 jaar oud is of iets dat 66 jaar bestaat
    • De zesenzestigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid