zes-en-een-half
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zes-en-een-half (hulp, bestand)
- IPA: /ˈzɛsɛnənˌhɑləf/
Woordafbreking
- zes-en-een-half
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zes-en-een-half | zes-en-een-halven |
verkleinwoord | zes-en-een-halfje | zes-en-een-halfjes |
Zelfstandig naamwoord
- cijfer voor het getal halverwege tussen zes en zeven: 6½ (of 6,5)
- Hij had voor zijn proefwerken een zes-en-een-halfje en twee zevens.
Opmerkingen
- Als telwoord wordt zes en een half los geschreven.
- Hij heeft zes en een halve boterham op. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'zes-en-een-half' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 Twee-en-een-half / tweeëneenhalf / twee en een half / tweeënhalf op website: Taaladvies.net; geraadpleegd 2017-02-07