zeppelin
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zep·pe·lin
Woordherkomst en -opbouw
- van Duits Zeppelin, eponiem dat verwijst naar de Duitse uitvinder F. von Zeppelin , in de betekenis van ‘luchtschip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1909 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeppelin | zeppelins |
verkleinwoord | zeppelinnetje | zeppelinnetjes |
Zelfstandig naamwoord
de zeppelin m
- (verkeer) luchtschip in de lucht gehouden door een groot volume waterstof of helium
- Door de brand van de Hindenburg is de zeppelin in kwade reuk geraakt.
Vertalingen
1. luchtschip in de lucht gehouden door een groot volume waterstof of helium
Gangbaarheid
- Het woord zeppelin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeppelin" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "zeppelin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be