Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·war·mend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfwarmend
verbogen zelfwarmende
partitief zelfwarmends

Bijvoeglijk naamwoord

zelfwarmend

  1. vanzelf warm wordend zonder dat een externe warmtebron nodig is
     De Ombudsclown reikt Johan Schipper een doekje voor het bloeden aan: een zelfwarmend oogmasker, voor ‘droge, vermoeide of branderige ogen en overvloedig tranende ogen’.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Gidi Heesakkers
    “Aan de verwarring stichtende vormgeving gaat de Ombudsclown niets veranderen” (1 november 2018), de Volkskrant