Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ver·nie·ti·gend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfvernietigend
verbogen zelfvernietigende
partitief zelfvernietigends

Bijvoeglijk naamwoord

zelfvernietigend

  1. tot eigen ondergang leidend
    • Een ander probleem is dat het zelfbeschikkingsrecht - dat zoveel moois belooft - in de praktijk zelfvernietigend blijkt te werken. [1]
    • Want het gehoorzamen aan 't gezag, ook dan als het in de persoonlijkheid zijner dragers zelfvernietigend optreedt, is het noodanker, waarmee de kranke maatschappij vlot moet worden gehouden. [2]
  2. zo ontworpen dat er na afloop praktisch niets van overblijft
    • Een Zweedse brouwerij heeft een nieuwtje gepresenteerd: een zelfvernietigend weggooiflesje van plastic. [3]
    • Bij de mitrs. van ongev. 40 mm. kan het lichtspoor benut worden om na een brandtijd van een 10 a 15 sec. een ontstekingsinrichting in werking te brengen, waardoor de springgranaat springt en dus „zelfvernietigend" is. Het voordeel is, dat men nu over eigen schepen heen op luchtdoelen kan vuren. [4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen