Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·hy·gi·ë·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfhygiëne
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfhygiënev / m

  1. het zorgen dat het eigen lichaam schoon en gezond is en blijft
  2. (figuurlijk) het zorgen dat de eigen geest schoon en gezond is en blijft
     Alleen op je medemens vertrouwen is gevaarlijk. Niet iedereen heeft immers de hoffelijkheid z'n mond te houden, dus kan een beetje zelfhygiëne allerminst kwaad. Vermijd dus Facebook en Twitter, plaatsen waar mensen graag hun zegje doen en dus al eens hun mond voorbijpraten. Een dagje zonder sociale media zal uw leven heus niet minder leuk maken.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    JAN DEBACKERE EN ROBIN BROOS
    “De tien geboden van het spoilen” (21 oktober 2016), De Morgen