Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ge·schil·derd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfgeschilderd
verbogen zelfgeschilderde
partitief zelfgeschilderds

Bijvoeglijk naamwoord

zelfgeschilderd

  1. door iemand zelf geverfd
     Agrariër Jan Dekker is afgelopen nacht de dupe geworden van waarschijnlijk Ajax-supporters. De boer had zijn veewagen langs de A9 bij Limmen geparkeerd en er een zelfgeschilderd verkeersbord opgemaakt, waarop te lezen viel dat landskampioen AZ na 3000 meter aan de rechterkant van de snelweg te vinden was.[1]
     Vele betogers droegen zelfgeschilderde borden waarop zij Erdogan en zijn conservatieve AK-Partij bekritiseerden.[2]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NAOMI BONKER
    “Verkeersbord AZ beklad” (15 nov. 2012), De Telegraaf
  2.   Weblink bron “Supporters clubs Istanbul tegen Erdogan” (04 jun. 2013), De Telegraaf