Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ge·draaid
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfgedraaid
verbogen zelfgedraaide
partitief zelfgedraaids

Bijvoeglijk naamwoord

zelfgedraaid

  1. zelf gemaakt door draaien m.n. van sigaretten die men draait van tabak en vloeipapier
     Des te opvallender zijn de foto's waarop de dokter een zelfgedraaide sigaret doorgeeft aan de zoon van het getroebleerde popicoon.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Zoon Michael Jackson rookt verdacht goedje'” (06 aug. 2015), De Telegraaf