Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zegt voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorzeggen

zegt voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzeggen
    • Jij zegt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzeggen
    • Hij zegt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorzeggen
    • Zegt voor! 


Gangbaarheid