Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg·den aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanzeggen

zegden aan

  1. meervoud verleden tijd van aanzeggen
    • Wij zegden aan. 
    • Jullie zegden aan. 
    • Zij zegden aan. 
Synoniemen


Gangbaarheid