Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·peil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeepeil zeepeilen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zeepeilo

  1. (landmeetkunde) de (gemiddelde) hoogte van het wateroppervlak van een zee
     De eigenaar van een naburig landgoed had een kort geding aangespannen tegen de bouw. Hij beriep zich op een uit 1938 daterende erfdienstbaarheid. Die staat de aanleg in de weg, erkende de rechter vandaag. Deze erfdienstbaarheid staat een maximale hoogte van 78 meter boven NAP (zeepeil) toe, terwijl de rotonde hoger zal worden.[1]
     De Thwaites houdt ook aangrenzende gletsjers en ijsmassa’s meer landinwaarts in bedwang. Als die ondersteuning zou wegvallen, zijn de gevolgen niet te overzien. Dan zou het zeepeil nog eens met een extra 2,4 meter stijgen. Vandaar dat de Thwaites-gletsjer beschouwd wordt als cruciaal in de natuurlijke structuur van het Antarctische gebied.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Bouw van Limburgse superrotonde stilgelegd wegens afspraak uit 1938” (01-06-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron “Gigantische holte onder een van ‘s werelds ‘gevaarlijkste’ gletsjers” (31-01-2019), Tubantia