Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·aas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeeaas
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zeeaaso

  1. (visserij) aas dat met gebruikt in de zeevisserij
     Agrariërs gaan zeeaas kweken: Nederlandse boeren gaan zagers (wormen) kweken om te verwerken in visvoer. Dat bevestigt zeeaaskwekerij Topsy Baits uit het Zeeuwse Wilhelminadorp. Het wormenbedrijf gaat een nieuwe, grote vestiging openen in de Willem Annapolder in de gemeente Kapelle.[1]
     De provincie wijst erop dat voldoende aanbod van zeeaas voorkomt dat hobbyvissers hun eigen zeeaas gaan vangen. Dat levert veel meer schade op aan het beschermde natuurgebied. De Zeeuwse Milieufederatie is tegen. „Aangespoelde mesheften graven zich ook opnieuw in, dus waarom teruggegooide niet?”[2]

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Agrariërs gaan zeeaas kweken” (27-07-2006), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Vissers weigeren teruggooien ensis” (16-05-2008), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be