zanggezelschap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zang·ge·zel·schap
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zang en gezelschap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zanggezelschap | zanggezelschappen |
verkleinwoord | zanggezelschapje | zanggezelschapjes |
Zelfstandig naamwoord
zanggezelschap o
- (muziek) een groep personen die zich toelegt op de zangkunst
- Het hele zanggezelschap werd aangestoken door iemand die de griep had.
Gangbaarheid
- Het woord 'zanggezelschap' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.