Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zang·bo·dem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zangbodem zangbodems
verkleinwoord zangbodempje zangbodempjes

Zelfstandig naamwoord

de zangbodemm

  1. (muziek) de bodem van bijvoorbeeld een vleugel die resoneert en de klank versterkt
    • De kwaliteit van een vleugel hangt onder meer af van de structuur en de dichtheid van de zangbodem. 

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be