Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zan·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zand met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zandig zandiger zandigst
verbogen zandige zandigere zandigste
partitief zandigs zandigers -

Bijvoeglijk naamwoord

zandig

  1. goeddeels uit zand bestaand
    • De bodem wordt steeds zandiger als je verder naar het westen gaat. 

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be