Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·ken·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakkengoed -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zakkengoedo

  1. (bouwkunde) cement, zand, gips en ander los materiaal dat in grote zakken verkocht wordt
    • Onze afdeling zakkengoed is goed gesorteerd. 
  2. (textielindustrie) grove weefsels van jute of linnen die voor balen of zakken gebruikt worden

Gangbaarheid