zakenhotel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zakenhotel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- za·ken·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaken en hotel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakenhotel | zakenhotels |
verkleinwoord | zakenhotelletje | zakenhotelletjes |
Zelfstandig naamwoord
het zakenhotel o
- een hotel dat zich vooral richt op een publiek van zakenlieden
- Dat is een typisch zakenhotel.
Gangbaarheid
- Het woord 'zakenhotel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.