Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·duit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakduit zakduiten
verkleinwoord zakduitje zakduitjes

Zelfstandig naamwoord

de zakduitv / m

  1. een vrij kleine hoeveelheid geld, bedoeld op zak te hebben voor kleine uitgaven
    • Daar heb je een aardige zakduit aan. 

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be