Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakband zakbanden
verkleinwoord zakbandje zakbandjes

Zelfstandig naamwoord

de zakbandm

  1. touw of koord waarmee een zak bijeengehaald wordt
    • In de touwslagerij werden onder andere zakbanden vervaardigd. 

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be