Een zaagdak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaag·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaagdak zaagdaken
verkleinwoord zaagdakje zaagdakjes

Zelfstandig naamwoord

het zaagdako

  1. een dak met een of twee schuine vlakken, waarbij de een korter is dan de ander
    • Het zaagdak van de fabriek zorgde voor een goed verlichte werkvloer. 
Synoniemen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be