Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wreef
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoogste deel van voet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1773 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord wreef wreven
verkleinwoord wreefje wreefjes

Zelfstandig naamwoord

de wreefv / m

  1. (anatomie) bovenkant van de voet tussen tenen en enkel
    • Hij scoorde met de wreef. 
     Doordat England onlangs van schoenenmerk was geswitcht begon de wreef van zijn voet na een week gigantisch op te zwellen.[2]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
wrijven

wreef

  1. enkelvoud verleden tijd van wrijven
    • Ik wreef. 
    • Jij wreef. 
    • Hij, zij, het wreef. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen