Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·stee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonstee woonsteden
woonstedes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de woonsteev / m

  1. het gebouw waarin men woont
  2. de woning op een boerderij
    • De woonstee stond aan de rechterkant van het erf. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be