• won·der·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wonderlijk wonderlijker wonderlijkst
verbogen wonderlijke wonderlijkere wonderlijkste
partitief wonderlijks wonderlijkers -

wonderlijk

  1. opmerkelijk, ongewoon
     Het was welbeschouwd belachelijk dat die dingen in de eenentwintigste eeuw nog steeds bestonden, als prehistorische watervogels die op een wonderlijke manier weer tot leven waren gewekt voor de toeristen.[1]
     Het was gek om mijn gezondheid helemaal in handen van deze wonderlijke techniek te leggen, maar het leek mij de meest efficiënte optie.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be