Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • won·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wonderen
wonderde
gewonderd
zwak -d volledig

Werkwoord

wonderen

  1. onpersoonlijk (verouderd) tot verbazing aanzetten
    • Het wondert mij grootelijks u in deze zaak te zien mengen[1] 
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

de wonderenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wonder
     Gelukkig deden af en toe ’s avonds een jointje, minder werken, minder koffie en vlees en vaker hardlopen en zwemmen wonderen.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bonaparte en zijn tijd.
    Hendrik-Jan Schimmel
    1870
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Meer informatie