winterviolier
- win·ter·vi·o·lier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winterviolier | winterviolieren |
verkleinwoord | wintervioliertje | wintervioliertjes |
- (plantkunde) Matthiola incana naam voor een overwinterende violier
- Hij schildert nu asters, rozen, winterviolieren. ‘Het leven is het groene blad’, hoort Thomas hem zeggen.[2]
- Het woord 'winterviolier' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 15 MEI 2015 Kathy Mathys Overzees kanongebulder