wieschen

  1. verouderde spelling of vorm van wiesen tot 1935/46
    • Daer na bracht de man dese mannen in Iosephs huys, ende hy gaf water, ende sy wiesschen hare voeten: hy gaf oock haren eselen voeder.[1] 
  • Het gaat hier om de onvoltooid verleden tijd van het werkwoord wassen in de betekenis "schoonmaken". Deze vorm is sinds de 17de eeuw geleidelijk in onbruik geraakt ten voordele van wasten (in verouderde spelling: waschten).
  1. Gen. 43:24; Statenvertaling 1637, transcriptie door Nicoline van der Sijs (geraadpleegd op Biblija.net)