Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wie·gen·kind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wiegenkind wiegenkinderen
verkleinwoord wiegenkindje wiegenkindjes

Zelfstandig naamwoord

het wiegenkindo

  1. kind dat nog in de wieg ligt

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be