wever
- we·ver
- Naamwoord van handeling van weven met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wever | wevers |
verkleinwoord | wevertje | wevertjes |
de wever m
- (beroep) iemand die voor zijn beroep stoffen weeft
- (zangvogels) een zangvogelsoort uit de familie Ploceidae (wevers en verwanten)
- [2] widavink
- weverbok, wevermier, wevermieren, weversblad, weversboom, wevershuis, weverskaarde, weverskam, weversknoop, weversspoel, wevervogel
- mannelijke vorm van weefster
- Het woord wever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wever" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be