• wes·te·lijk

westelijk

  1. (windstreek) aan de kant van het westen
vervoeging van
westelijken

westelijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van westelijken
    • Ik westelijk. 
  2. gebiedende wijs van westelijken
    • Westelijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van westelijken
    • Westelijk je? 
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be