Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werpt voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorwerpen

werpt (…) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerpen
    • Jij werpt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerpen
    • Hij werpt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorwerpen
    • Werpt voor! 

Gangbaarheid