werkten kapot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·ten ka·pot
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kapotwerken |
werkten (...) kapot
- meervoud verleden tijd van kapotwerken
- Wij werkten kapot.
- Jullie werkten kapot.
- Zij werkten kapot.
- Wij werkten kapot.
Gangbaarheid
- Het woord werkten kapot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.