Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werkt ka·pot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kapotwerken

werkt (...) kapot

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotwerken
    • Jij werkt kapot. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotwerken
    • Hij werkt kapot. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kapotwerken
    • Werkt kapot! 

Gangbaarheid