Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·kracht
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord werkkracht werkkrachten
verkleinwoord werkkrachtje werkkrachtjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord werkkracht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

werkkracht m/v

  1. een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
    • Dat is duur omdat het veel werkkrachten vereist. 
  2. het vermogen om te werken
    • Dat apparaat heeft weinig werkkracht. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be