werkkracht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: werkkracht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɛrəˌkrɑxt / (2 of 3 lettergrepen); /ˈʋɛrkrɑxt/
Woordafbreking
- werk·kracht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk zn en kracht zn
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | werkkracht | werkkrachten |
verkleinwoord | werkkrachtje | werkkrachtjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | werkkracht | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
- Dat is duur omdat het veel werkkrachten vereist.
- het vermogen om te werken
- Dat apparaat heeft weinig werkkracht.
Synoniemen
Vertalingen
1. een persoon die gewoonlijk tegen betaling werk verricht
2. het vermogen om te werken
Gangbaarheid
- Het woord werkkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "werkkracht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be